Inleydingh tot de practijck der algemeene schilder-konst : waer in, nessens de heerlijckheyt en nuttigheydt der selve, kortelijck wert aegewesen : wat dingen tot grondige verstaeningh der schilder-konst behoorde geweten te zijn ; en op wat wijfe ment sijn oeffeningh, om daer in een volkomen meester te warden, behoorlijck aenleggen sal; dienende tot een voorlooper van een ander werck, daer in de practijk-regelen de schilder-konst, bestaende in teycken-kunde, bouw-kunde, doorficht-kunde, mensch-kunde, ordineringh en cooreeringh, volkomen sak geleert warden

Item Information